plakker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plak·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van plakken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plakker | plakkers |
verkleinwoord | plakkertje | plakkertjes |
Zelfstandig naamwoord
de plakker m
- (vlinders) Lymantria dispar een nachtvlinder uit de familie van de donsvlinders (Lymantriidae )
- (beroep) iemand behang aanbrengt
- Er werden plakkers en stukadoors gevraagd.
- iemand die te lang op zijn stoel blijft zitten en niet weg wil gaan
- In onze kroeg spelen ze bij sluitingstijd altijd een vreselijke smartlap op vol volume on de plakkers naar huis te sturen.
- een stukje materiaal dat door kleven aangebracht wordt
- Heb je een plakker voor me? Mijn band is lek.
- (verkeer) iemand die te dicht achter een ander voertuig rijdt
Hyperoniemen
Hyponiemen
- aardplakker, antisnoepplakker, dozenplakker, drugsplakker, kantoorplakker, klimaatplakker, museumplakker, softwareplakker, tepelplakker, wieltjesplakker, zwoelplakker
Gangbaarheid
- Het woord plakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plakker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ plakker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Vlinders in het Nederlands
- Insecten in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %