pijnigt af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pijnigt af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pij·nigt af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afpijnigen |
pijnigt (...) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen
- Jij pijnigt af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen
- Hij pijnigt af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afpijnigen
- Pijnigt af!