opsperren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  opsperren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·sper·ren

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  op bw  en  sperren ww 

Werkwoord

opsperren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
opsperren	sperde op	opgesperd
zwak -d	volledig

1. wijd openen

   ▸ Wat is dat opsperren van hun mond, anders dan een verscheurende en brullende leeuw, door dat vreselijk geroep dat zij hier verheffen? Want zodra als zij Hem zagen, riepen zij: „Kruis Hem, kruis Hem.”

   ▸ Om die reden zet Vincent Byloo vanmiddag de veertig beste punkplaten op een rij. Spoiler alert: ongetwijfeld zal het resultaat de generatiekloof nog wat wijder opsperren, en kwaad bloed zetten aan beide kanten.

Synoniemen

• opensperren, openrijten

Gangbaarheid

• Het woord 'opsperren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opsperren" herkend door:

26 %	van de Nederlanders;
38 %	van de Vlamingen.