oorlogsvlieger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oor·logs·vlie·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorlogsvlieger | oorlogsvliegers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de oorlogsvlieger m
- (militair) piloot van een gevechtsvliegtuig
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord oorlogsvlieger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Nederlandse oorlogsvlieger uit WO II op 100-jarige leeftijd overleden” (Donderdag 26 september 2019, 18:31), NOS
- ↑ Weblink bron “Kleine Prins heeft eigen pretpark” (Donderdag 3 juli 2014, 10:43), NOS