omslepen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van om bw en slepen ww
Werkwoord
omslepen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omslepen |
sleepte om |
omgesleept |
zwak -t | volledig |
- iets ergens omheen brengen door te slepen
- heen en weer bewegen
- iets laten rondslingeren
Gangbaarheid
- Het woord 'omslepen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omslepen" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 77 %