negotiëren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: negotiëren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ne·go·ti·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
negotiëren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
negotiëren |
negotieerde |
genegotieerd |
zwak -d | volledig |
- een onderhandeling voeren
- We gaan natuurlijk de regels van het internationaal recht respecteren, maar negotiëren over een eventuele terugkeer, dat is niet aan de orde.' [2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. zie: onderhandelen
Gangbaarheid
- Het woord negotiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "negotiëren" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 22/05/2018 door evg Belgische IS-strijder ter dood veroordeeld in Irak
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 76 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %