onderhandelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
onderhandelen onderhandelend
onderhandeling onderhandeld


Woordafbreking
  • on·der·han·de·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onderhandelen
onderhandelde
onderhandeld
zwak -d volledig

Werkwoord

onderhandelen

  1. inergatief overleggen om tot een afspraak te komen
    • De twee boeren waren aan het onderhandelen over de prijs van het kalf. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be