nabespreking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·be·spre·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nabespreking nabesprekingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nabesprekingv

  1. het praten en discussiëren over iets dat geëindigd is
    • Bij de nabespreking kwam ook kritiek, vertelt Dchar. „Iemand vroeg waarom er geen verhaallijn inzit over een Marokkaan die het slechte pad opgaat. Eh, hoezo? Ik was stupéfait. Ja, want nu zitten er twee aardige Marokkanen in, en een PVV’er. En dat klopt natuurlijk niet, dat geeft geen eerlijk beeld. Zo hardnekkig is de negatieve beeldvorming over Marokkanen. Dat maakt mij soms razend.”[1] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Herien Wensink 10 maart 2017
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be