merode
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·ro·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | merode | merodes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de merode v
- prostituee
- schooier
- armoede, ellende, beproeving, miserie
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- op merode gaan
op kroegentocht gaan
Gangbaarheid
- Het woord 'merode' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "merode" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be