miserie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·se·rie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord miserie miseries
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de miseriev

  1. groot verdriet
    • De Slowaak Peter Sagan won de 75ste editie van Gent-Wevelgem. Vanwege het winterweer werd de klassieker ingekort. „Het is overal dikke miserie.” [3] 
  2. grote armoede
    • Knutselaars worden niet gedwongen of bedreigd door professionele criminelen, zeggen Jonkergouw en Bos. Het zijn geen zielepieten, zegt Bos. „Het zijn mensen die voor duizenden euro’s aan professionele apparatuur in hun woning zetten, of laten zetten. Ze hebben het doel elke acht tot tien weken vele duizenden euro’s te verdienen. En ze werken hoe dan ook samen met mensen die dieper in de hennepwereld zitten.” Volgens Jonkergouw zijn knutselaars mensen met problemen die, als ze gepakt worden, nog dieper in de miserie zakken. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. miserie op website: Etymologiebank.nl
  3. NRC Maarten Scholten 25 maart 2013
  4. NRC Esther Wittenberg 15 oktober 2011
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be