meetrainen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·trai·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

meetrainen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meetrainen
trainde mee
meegetraind
zwak -d volledig
  1. (sport) samen met anderen trainen
     Schaatstalenten kunnen bij Jumbo-Visma meetrainen met de toppers[1]
     "Heel veel. Het gewonnen Europees kampioenschap (eerder dit jaar, red.) heeft mij veel gebracht. Ik kreeg een contractverlenging bij AZ en mocht gelijk met het eerste meetrainen. Mensen kijken anders naar je als je een EK hebt gewonnen. Dit is nog groter. Mooi voor mijzelf en mijn carrière."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    NOS Schaatsen
    “Schaatstalenten kunnen bij Jumbo-Visma meetrainen met de toppers” (Zaterdag 2 november 2019, 17:37), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 november 2022 Weblink bron
    Chiel van Koldenhoven
    “Vormgever Taabouni van Oranje onder 17: 'We zijn gedreven, niet arrogant'” (Dinsdag 5 november 2019, 06:30), NOS