maakt gelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maakt ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gelijkmaken

maakt (…) gelijk

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkmaken
    • Jij maakt gelijk. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkmaken
    • Hij maakt gelijk. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gelijkmaken
    • Maakt gelijk! 

Gangbaarheid