loopstal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Koeien in een loopstal.
Uitspraak
Woordafbreking
  • loop·stal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loopstal loopstallen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de loopstalm

  1. (veeteelt) stal waarin dieren niet op een plaats worden vastgezet, maar ruimte hebben om vrij te bewegen
     De koeien van De Gelder gaan niet naar buiten. Ze staan in een enorme loopstal, waar automatisch draaiende borstels en ligboxen met koeienmatrassen zijn.[2]
     Toen in de jaren '60 de loopstal zijn intrede deed, werd met schrik geconstateerd hoe lelijk koeien elkaar konden toetakelen. Ze kregen de vrijheid, maar niet de ruimte, niet genoeg althans om uit te wijken bij dreigend geweld, laat staan om zich daartegen te verweren.[3]
Hyponiemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 augustus 2020 Weblink bron
    Marjoleine de Vos
    “Jenny gaat voor haar kazen” (18 juni 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 23 augustus 2020 Weblink bron
    Kees van Zomeren
    “Koeien horen met horens” (1 februari 2003) op nrc.nl op Wikipedia