looier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- looi·er
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van looien met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | looier | looiers |
verkleinwoord | looiertje | looiertjes |
Zelfstandig naamwoord
de looier m
- (beroep) een persoon die van de huid van dieren leer maakt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- looiersboom, looierskalk, looierskuil, looierskuip, looiersmes, looiersschors, looiersstang, looiersstruik, looierswol
Vertalingen
1. (beroep) een persoon die van de huid van dieren leer maakt
Gangbaarheid
- Het woord looier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "looier" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be