lichtvaardig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • licht·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lichtvaardig lichtvaardiger lichtvaardigst
verbogen lichtvaardige lichtvaardigere lichtvaardigste
partitief lichtvaardigs lichtvaardigers -

Bijvoeglijk naamwoord

lichtvaardig

  1. onnadenkend, te gemakkelijk
    • Hij heeft dat besluit veel te lichtvaardig genomen. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen