levensmoeheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- le·vens·moe·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leven zn en moeheid zn met het invoegsel -s-
- afgeleid van levensmoe met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levensmoeheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het niet meer willen leven
- ▸ In verveling en levensmoeheid, daarin begon de zachte dood al.[2]
- ▸ "Ik heb een vorm van levensmoeheid. Ik heb het leven eigenlijk nooit leuk gevonden", zegt Kock. "Vertel me: wat is er leuk aan het leven? Het is toch een constant gevecht? Daar heb ik helemaal geen zin meer in."[3]
- ▸ Het gaat niet goed met de mentale gezondheid van studenten: meer dan de helft ervaart psychische klachten. Er is sprake van overmatig alcoholgebruik en risicovol middelengebruik en een kwart ervaart klachten van levensmoeheid.[4]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord levensmoeheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Het verhaal van Martin Kock: ik wil nu dood” (03-03-2017), NOS
- ↑ Weblink bron Raounak Khaddari“Studenten staan zwaar onder druk: kwart ervaart klachten van levensmoeheid” (11 november 2021), Het Parool