koopstad
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- koop·stad
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands coopstat, op te vatten als samenstelling van koop ww en stad zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koopstad | koopsteden |
verkleinwoord | koopstadje | koopstadjes |
Zelfstandig naamwoord
- (verouderd) dichtbevolkte plaats waar veel goederen worden verkocht die op andere plaatsen gebruikt gaan worden
- ▸ Daarop zien wij een middeleeuws koggeschip: een zinnebeeld van de koopstad Amsterdam dat voorkomt op het oudst bekende stadszegel, uit 1347.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord koopstad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Kitty Kilian“Hoe Sinterklaas moderniseerde” (4 december 1996) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal