knellen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knel·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drukken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1598 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knellen
knelde
gekneld
zwak -d volledig

Werkwoord

knellen

  1. overgankelijk pijnlijk drukken
    • Die nieuwe schoenen knellen. 
      Volgde hierop geene bekentenis, dan begon de pijniging, gewoonlijk met de duimschroeven, die de duimen zoo slerk samenpersten, dat hel bloed onder de nagels te voorschijn kwam; de tweede graad van pijniging bestond in de aanwending van de Spaansche laarzen, waartusschen het been zoo hevig gekneld werd, dat de beenderen bijna verpletterd werden.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen