kakkie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kak·kie
Woordherkomst en -opbouw
  • [1]: Leenwoord uit het Maleis: kaki.
  • [2]: Verkorting van kakkerlak.
enkelvoud meervoud
naamwoord kakkie kakkies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kakkiem

  1. gewoonlijk meervoud voet, been
    • Als kind liep hij altijd op zijn blote kakkies. 
  2. (pejoratief) een aanhanger van de voetbalclub Feyenoord
    • De kakkies hebben weer eens verloren. 

Gangbaarheid