jachtstoet
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: jachtstoet (hulp, bestand)
Woordafbreking
- jacht·stoet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jachtstoet | jachtstoeten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de jachtstoet m
- een groep jagers en honden die op jacht gaan
- ▸ De oude graaf die altijd veel jachthonden had gehouden, maar nu alles aan zijn zoon had overgedragen, maakte zich op de 15de september in een vrolijke stemming gereed om zelf ook uit te rijden. Binnen het uur stond de hele jachtstoet voor het bordes.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. een groep jagers en honden die op jacht gaan
Gangbaarheid
- Het woord jachtstoet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1