stoet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stoet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoet | stoeten |
verkleinwoord | stoetje | stoetjes |
Zelfstandig naamwoord
de stoet m
- een in een lange rij optrekkende groep mensen of dieren
- Is die stoet nou nog niet afgelopen?
- een grote hoeveelheid
- Oh, daar is een hele stoet van!
Synoniemen
Verwante begrippen
- [1] cortège
Hyponiemen
- begrafenisstoet, bloemenstoet, jachtstoet, lichtstoet, lijfstoet, lijkstoet, praalstoet, rouwstoet, trouwstoet, uitvaartstoet
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een in een lange rij optrekkende groep mensen of dieren
Gangbaarheid
- Het woord stoet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoet" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stoet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stoet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ stoet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoet | stoete |
Zelfstandig naamwoord
stoet