insoppen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·sop·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

insoppen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insoppen
sopte in
ingesopt
zwak -t volledig
  1. indopen in een vloeistof
  2. iets met natte zeep of schuim bedekken bij het schoonmaken
    • Als ik na bijna twee uur van inweken, stomen, schrobben, insoppen en afspoelen eindelijk dik ingepakt en nog nadampend de hammam uit mag, is thuis mijn eerste actie een sprong onder mijn eigen frisse, schone douche. [2] 
    • De derde reden is vooral praktisch; ruim 30 %van de respondenten geeft aan dat het handig is dat iemand anders je kan insoppen of scrubben. (...) De mensen die altijd alleen douchen, vinden het niet handig om samen te douchen (43%) of hebben niemand om mee te douchen (29%). [3] 
    • In de televisieserie gaat de aandacht vanzelfsprekend naar de elf Belgische dames die in het Spaanse Lloret de Mar deelnamen aan het Europese kampioenschap Bikini Carwash. Daarbij gaat het er niet om welk team van jongedames het snelst een wagen kan insoppen, maar wel welk team dat op de meest sensuele manier doet. [4] 


Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Yasmine Zerktouni 17 september 2005 Douchen met vrouwen
  3. NRC Samen douchen is ook de straal delen 26 september 2007
  4. De Standaard 24 MAART 2009 mac Aalsterse 'uitvinding' Temptation Carwash nu ook op TMF
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be