hanggroep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hang·groep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hangen ww en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hanggroep | hanggroepen |
verkleinwoord | hanggroepje | hanggroepjes |
Zelfstandig naamwoord
- mensen die elkaar regelmatig gezelschap houden op een of meer plaatsen in de openbare ruimte
Vooral wanneer dit gezelschap uit jonge mannen bestaat, wordt zo'n groep vaak als een bron van overlast gezien.- De hanggroep besloot vanavond op de betonblokken, die vrijdag door de gemeente waren neergezet als maatregel, te gaan barbecueën. Dat werd niet veel later door de gemeente verboden. Het zorgde ervoor dat het grootste deel van de groep al snel afdroop. [1]
- Gemeenteambtenaren konden op deze manier zien dat de jongeren ook verbonden waren met hanggroepen uit andere stadsdelen, en welke rol zij hierin hebben. Het project zou inmiddels zijn gestopt. [2]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'hanggroep' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hanggroep" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 21-06-17 Verslaggever Powned mishandeld bij hangplek in Helmond
- ↑ Het Parool 12 MEI 2018 'Gemeente verzamelde Facebook-data van hangjongeren in Zuid'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 81 %