handwerker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: handwerker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hand·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handwerker | handwerkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de handwerker m
- (beroep) iemand die grove, zware, ongeschoolde arbeid verricht
- ▸ Zhou Lulai werkt al twintig jaar bij FUWA en heeft de verandering in het productieproces van dichtbij meegemaakt. Hij heeft veel van zijn collega's zien vertrekken, en de overgebleven mensen zijn steeds hoger opgeleid. Ook Zhou is begonnen als handwerker. Nu is hij onderhoudstechnicus. "Het werk is een stuk minder zwaar geworden en veel efficiënter."[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord handwerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marten Wiegman“China is klaar voor een robotrevolutie” (Vrijdag 4 januari 2019, 18:18), NOS