handelstraktaat

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·trak·taat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelstraktaat handelstraktaten
verkleinwoord handelstraktaatje handelstraktaatjes

Zelfstandig naamwoord

het handelstraktaato

  1. (handel) (juridisch) (politiek) handelsovereenkomst tussen twee of meer lande3n
     Maar hoe kan hij weten dat het om een handelstraktaat ging? Heeft die vervloekte diplomaat zijn spionnen tot in de huizen? „Zolang onze regering de Amerikaanse republiek niet officieel erkent, kan er voor Amsterdam van een traktaat geen sprake zijn," weert hij deftig af en hij is tevreden over zijn doorzicht, dat aan de sluwe bezoeker niets blootgeeft.[1]
     Ditmaal aarzelde Argenson niet represailles te nemen, al bleef de invasie nog uit: hij liet de vredesbesprekingen afbreken, riep zijn ambassadeur terug, zei het Frans-Nederlandse handelstraktaat op en eiste binnen twee weken uitsluitsel of de Republiek op de door haarzelf gestelde en reeds lang ingewilligde voorwaarden nu vrede wenste te sluiten of niet — daarna zou de Franse Koning zijn volledige vrijheid van handelen hernemen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
  2. Gewassen vlees” op Wikipedia (1994), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9021479737