handelsgoed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsgoed handelsgoederen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het handelsgoedo

  1. (handel) goederen waarmee men handel drijft
     "Dat retail een uitdagende branche is, zal niemand vreemd in de oren klinken. Bovendien zijn we in de IT/CE-branche al jaren gewend om met minimale marges te werken. Nadat in 2018 de marges nóg verder onderuit zijn gegaan, lijkt het traditioneel inkopen van handelsgoederen en zelf voorraad houden, definitief een prehistorisch businessmodel", aldus Heestermans.[1]
     Trump zei destijds ook dat de Amerikaanse sancties tegen Iran weer in fases zouden worden ingevoerd. In augustus gingen de strafmaatregelen in die betrekking hadden op de meeste handelsgoederen. Vooraf was al bekend dat vandaag de volgende fase ingaat: de sancties gaan dan ook gelden voor de oliehandel en de bancaire sector.[2]


Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Computerwinkel Mycom vraagt faillissement aan” (Vrijdag 25 januari 2019, 17:37), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Sancties tegen Iran weer ingevoerd, maar wat houden die in?” (Zondag 4 november 2018, 20:05), NOS