grootoma

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·oma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootoma grootoma's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de grootomav

  1. (familie) moeder van oma of opa
     Vasthi heeft ook zin om kerst met haar oma en grootoma te vieren, lekker te eten, de kerstboom op te tuigen en laat op te blijven.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 augustus 2023 Weblink bron
    Marlies Kieft
    Multi-religieus kerstfeest : Varkens in de kerststal in: Trouw op Wikipedia, jrg. 53 nr. 15701 (23 december 1995), Organisatie Trouw, Meppel, p. 10 kol. 6