grijptang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijp·tang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grijptang grijptangen
verkleinwoord grijptangentje grijptangentjes

Zelfstandig naamwoord

de grijptangv / m

  1. grijper aan een steel waardoor je makkelijk dingen van de grond kunt pakken
    • Krijn Hamelink ruimt twee keer per week al het zwerfafval op in zijn wijk De Bothoven. Gewapend met vuilniszakken, een kar en een grijptang houdt de 66-jarige de straten schoon.[2] 
    • Het is niet de eerste keer dat Carice haar zwangere buik toont op social media. In mei poseerde de actrice met een grijptang die ze van haar moeder had gekregen. ,,Je weet dat je serieus zwanger bent als je moeder een grijptang voor je koopt."[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen