gewaagdheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·waagd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gewaagdheid gewaagdheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gewaagdheidv

  1. opzettelijke benadering van de grens wat nog aanvaardbaar wordt gevonden
    • Natuurlijk zijn de bruggen van Calatrava vele malen eleganter en meer gedurfd dan onze Rotterdamse Zwaan. Maar stel je nou eens voor dat architect Van Berkel eenzelfde virtuositeit, ijlheid en subtiele gewaagdheid in zijn ontwerp had gelegd als zijn leermeester. Dan was die brug er toch nooit gekomen! [1]
  2. (kleding) mate waarin delen van het lichaam zo zichtbaar zijn dat het bij veel mensen erotische gevoelens oproept
    • De gewaagdheid van zeer lage decolleté's had hij weggenomen door het toevoegen van tussenzetsels. [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen