geldwezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld·we·zen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geldwezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geldwezeno

  1. (economie) alles en iedereen die betrokken is bij de financiële wereld
     De gretigheid werd hebzucht en overtreft in ruime mate wat graaiende bankiers en het perverse geldwezen verweten wordt. Over het ideaal hoor je niemand meer, enkel de koers telt. De bitcoinfans van het eerste uur zijn de grote verdieners. Naar verluidt gaat het om een groep van nog geen duizend mensen die samen goed zijn voor de helft van de markt. Ze worden, net als bij een piramidespel, uitbetaald door alle nieuwkomers.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 7 december 2023 Weblink bron “Waar doe ik goed aan: sparen, een huis kopen, of toch maar bitcoins?” (Zaterdag 30 december 2017, 10:16), NOS