geldwezen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- geld·we·zen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geldwezen | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het geldwezen o
- (economie) alles en iedereen die betrokken is bij de financiële wereld
- ▸ De gretigheid werd hebzucht en overtreft in ruime mate wat graaiende bankiers en het perverse geldwezen verweten wordt. Over het ideaal hoor je niemand meer, enkel de koers telt. De bitcoinfans van het eerste uur zijn de grote verdieners. Naar verluidt gaat het om een groep van nog geen duizend mensen die samen goed zijn voor de helft van de markt. Ze worden, net als bij een piramidespel, uitbetaald door alle nieuwkomers.[2]
Gangbaarheid
- Het woord geldwezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Waar doe ik goed aan: sparen, een huis kopen, of toch maar bitcoins?” (Zaterdag 30 december 2017, 10:16), NOS