gaat af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaat af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afgaan

gaat (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgaan
    • Jij gaat af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgaan
    • Hij gaat af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afgaan
    • Gaat af! 

Gangbaarheid