functioneren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • func·ti·o·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
functioneren
functioneerde
gefunctioneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

functioneren

  1. inergatief ~ als een bepaalde functie vervullen
    • De flux functioneert als een bescherming tegen de zuurstof van de lucht tijdens het solderen. 
  2. inergatief in staat zijn de gebruikelijke taken te vervullen
    • Hij functioneert al een tijdje niet goed sinds hij zijn baan verloor. 
     Toen ik thuiskwam bleek mijn rol in het gezin lichtelijk te zijn veranderd. Logisch, ik was tenslotte een halfjaar weg geweest. Iedereen had prima zonder mij gefunctioneerd (husbands are so overrated) en er was nu minder ruimte voor mijn soms strenge opvoedregels.[2]
     Denemarken ook nauwelijks, in de pers hadden ze het uitgebreid gehad over de gemoedelijke verhouding tussen de Deense bevolking en de Duitse gasten. De koning en de regering van Denemarken zaten nog op hun plaats en de samenwerking leek uitstekend te functioneren binnen de Germaanse verbroedering.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. functioneren op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be