friseur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fri·seur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van friseren met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | friseur | friseurs |
verkleinwoord | friseurtje | friseurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de friseur m
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van friseuse
Gangbaarheid
- Het woord 'friseur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.