frisbeet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fris·beet
Werkwoord
vervoeging van |
---|
frisbeeën |
frisbeet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frisbeeën
- Jij frisbeet.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frisbeeën
- Hij frisbeet.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van frisbeeën
- Frisbeet!
Gangbaarheid
- Het woord frisbeet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.