foutmarge

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fout·mar·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord foutmarge foutmarges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de foutmargev / m

  1. mate van onzekerheid bij de uitslag van een steekproef, statistische meting enzovoort
    • 95% betrouwbaarheid en een foutmarge van 5%.  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be