fortsætter

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • fort·sæt·ter
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

fortsætter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fortsette
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fortsætter     fortsætteren     fortsættere     fortsætterne  
genitief   fortsætters     fortsætterens     fortsætteres     fortsætternes  

Zelfstandig naamwoord

fortsætter, g

  1. gevorderde
    «Der tilbydes undervisning i ridning for både begyndere og fortsættere
    Het wordt onderwijs in het rijden zowel voor beginners als gevorderden aangeboden.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen