edelheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • edel·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord edelheid edelheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de edelheidv

  1. het nobel zijn
    • Ik was een opportunist. Omdat ik nu eenmaal het Midden-Oosten als specialisatie had en er woonde, kwam ik in oorlogen terecht. Ik viel van de ene in de andere verbazing, en meestal onvoorbereid met mijn neus in levensgevaarlijke situaties. Ik werd op de been gehouden door drank en eerzucht, maar te vaak twijfelde ik aan de edelheid van mijn motieven. [2] 
  2. de hoogste klasse van mensen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen