duivelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dui·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
duivelen |
duivelde |
geduiveld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
duivelen
- overgankelijk (textielindustrie) bewerken met een grote trommel met tanden die een weefsel losser maakt en van pluizen ontdoet
- overgankelijk lastig vallen, problemen bezorgen
- overgankelijk omver gooien, laten vallen
- ergatief een plotselinge val maken
Synoniemen
- [2], [3], [4]: duvelen (meer gangbare uitspraakvariant)
Zelfstandig naamwoord
de duivelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord duivel (plechtig)
Synoniemen
- duivels (minder plechtig)
Gangbaarheid
- Het woord duivelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "duivelen" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Textielindustrie in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 58 %
- Prevalentie Vlaanderen 69 %