doorwandelen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·wan·de·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

doorwandelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorwandelen
wandelde door
doorgewandeld
zwak -d volledig
  1. voort gaan met lopen
     Er wordt nog veel meer neerslag verwacht, in sommige delen van de stad valt in de komende dagen nog eens 60 centimeter regen. Het oog van de storm beweegt met een snelheid van 6 kilometer per uur richting het oosten. Dat is vergelijkbaar met de snelheid van flink doorwandelen.[2]
     Adie mag overigens nog gewoon naar de dierentuin komen en langs het chimpanseeverblijf lopen. "Ze mag even snel kijken, maar daarna kan ze beter doorwandelen", zegt Lafaut. "Uiteraard zijn we blij wanneer onze bezoekers zich zo betrokken voelen met de dieren, maar het dierenwelzijn komt hier op de eerste plaats."[3]

doorwandelen [4]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorwandelen
doorwandelde
doorwandeld
zwak -d volledig
  1. ergens doorheen lopen


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2023 Weblink bron “Opvang overstroming Houston overvol de nacht in” (Dinsdag 29 augustus 2017, 08:22), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2023 Weblink bron “Dierentuinbezoeker moet chimpansee met rust laten: 'Dat beest houdt van mij'” (Vrijdag 20 augustus 2021, 16:41), NOS
  4. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).