doopjurk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

baby gekleed in een doopjurk
Uitspraak
Woordafbreking
  • doop·jurk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doopjurk doopjurken
verkleinwoord doopjurkje doopjurkjes

Zelfstandig naamwoord

de doopjurkv / m

  1. (kleding) (religie) jurk waarin een baby gekleed is tijdens de doopplechtigheid
    • Vergeet ook niet naar de doopjurken te kijken in de sacristie: de bejaarde Brugse Georgette breide zo’n prachtexemplaar, dat ze keer op keer aan jonge ouders heeft uitgeleend. Georgette was in haar jonge jaren al sterk bijziend en kon geen patronen lezen. Ze leerde alles van haar moeder en breide de desbetreffende jurk met liefst zeven breinaalden tegelijk.[2] 
    • Nicolas, die flink in tranen was, droeg voor zijn doop dezelfde jurk als zijn anderhalf jaar oude zus Leonore vorig jaar droeg voor haar doop. De doopjurk is al jaren in de Zweedse Koninklijke familie. Ook prinses Madeleine en haar broer en zus droegen het gewaad toen zij werden gedoopt.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 13 MEI 2017
  3. Tubantia 11-OKTOBER-2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be