donder op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • don·der op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdonderen

donder op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdonderen
    • Ik donder op. 
  2. gebiedende wijs van opdonderen
    • Donder op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdonderen
    • Donder je op? 


Gangbaarheid