dol op
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dol op
Woordherkomst en -opbouw
- vaste verbinding van dol (bijvoeglijk naamwoord) en op (voorzetsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dol op | doller op | dolst op |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
dol op
- verrukt van, verzot op
- Beren zijn dol op honing
- Hij bleef dol op zijn kleinkinderen.
- Door zijn lange verblijf in Engeland werd hij dol op rugby.
- verliefd
- Dol op haar man aarzelde ze geen moment om met hem mee te gaan.
Vertalingen
1. verrukt zijn van, verzot zijn op
Gangbaarheid
- Het woord 'dol op' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.