districtshoofd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·tricts·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | districtshoofd | districtshoofden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het districtshoofd o
- (politiek) iemand die leiding geeft aan de overheid van een district
- ▸ Op het bordes ontmoette hij twee landeigenaren, van wie hij er een kende. Deze man, een gewezen districtshoofd, sprak met grote heftigheid:[2]
- ▸ De spanning speelt zich af in de regio's Oromia en Somali. Afgelopen dinsdag zouden in Oromia vijftig etnische Somaliërs zijn gedood door gewapende Oromo-militanten. De Oromo beschuldigen van hun kant gewapende etnische Somaliërs van de moord op een plaatselijk districtshoofd.[3]
Gangbaarheid
- Het woord districtshoofd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Duizenden mensen op de vlucht na gevechten in Ethiopië” (17-09-2017), NOS