diploïde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·ploï·de, di·plo·i·de
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans diploide bn , gevormd uit Oudgrieks διπλόος (diplóos) "dubbel" en εἶδος (eîdos) "vorm" [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | diploïde | diploïder | diploïedst |
verbogen | diploïde | diploïdere | diploïedste |
partitief | diploïdes | diploïders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
diploïde
- (biologie) in de celkern van elk chromosoom twee exemplaren bevattend, door een bevruchting afkomstig van twee haploïde geslachtscellen
Synoniemen
- diploïd (uitspraakvariant)
Verwante begrippen
Vertalingen
1. zie: diploïd
Bijvoeglijk naamwoord
diploïde
- verbogen vorm van de stellende trap van diploïd
Gangbaarheid
- Het woord diploïde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diploïde" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ diploïde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 48 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %