diaboliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·bo·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
diaboliseren

diaboliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diaboliseren
    • Jij diaboliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diaboliseren
    • Hij diaboliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van diaboliseren
    • Diaboliseert!