diaboliseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·a·bo·li·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
diaboliseren |
diaboliseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diaboliseren
- Jij diaboliseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diaboliseren
- Hij diaboliseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van diaboliseren
- Diaboliseert!