diabeticus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·be·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diabeticus diabetici
verkleinwoord diabeticusje diabeticusjes

Zelfstandig naamwoord

de diabeticusm

  1. (medisch) iemand die suikerziekte heeft
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be