denkspoor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- denk·spoor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van denk ww en spoor
1. en 2. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | denkspoor | denksporen |
verkleinwoord | denkspoortje | denkspoortjes |
Zelfstandig naamwoord
het denkspoor o (het)
- overweging, idee, redenering, mogelijke oplossing
- De railsector is toe aan een nieuw denkspoor voor arbeidsveiligheid.
- Het kan een interessant denkspoor zijn voor onze bedrijfsterreinen.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord denkspoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "denkspoor" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be