debatteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bat·teert

Werkwoord

vervoeging van
debatteren

debatteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debatteren
    • Jij debatteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debatteren
    • Hij debatteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van debatteren
    • Debatteert!