daagt uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daagt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitdagen

daagt (…) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdagen
    • Jij daagt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdagen
    • Hij daagt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitdagen
    • Daagt uit! 

Gangbaarheid