cursusdag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cur·sus·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cursusdag cursusdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cursusdagm

  1. (onderwijs) dag dat men een opleiding volgt
     Deze aspirant-vertrouwenspersonen hadden vandaag hun laatste cursusdag:[1]
     Voor de meeste burgers is dat niet de hoofdreden om mee te doen aan de ehbo-workshop. "Taiwan heeft de laatste tijd veel rampen meegemaakt", zegt Scott, een van de vele jongeren die zich melden, op zijn eerste cursusdag. "Aardbevingen, treinontsporingen. Ik vind het belangrijk te leren wat ik in zo'n geval kan doen om anderen en mezelf te helpen."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Vertrouwenspersoon straks mogelijk verplicht, kleine bedrijven willen alternatief” (Zaterdag 21 januari, 22:10), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron
    Sjoerd den Daas
    “Met welk gevoel gaat Taiwan na jaar vol spanningen 2023 in?” (Zaterdag 31 december, 10:00), NOS